Feiten en fabels over castratie en sterilisatie

De Amerikaanse dierenarts mw. Laura Sanborn publiceerde in maart 2007 de
resultaten van een onderzoek dat zij verrichtte naar de effecten van steriliseren en
castreren van honden.
Overal ter wereld raden dierenartsen hondeneigenaren aan over te gaan tot
sterilisatie/castratie van hun hond omdat dit beter voor zijn gezondheid zou zijn.
Het is maar zelden dat de dierenarts de moeite neemt om de eigenaar op eventuele
nadelige gevolgen van de ingreep te wijzen. Mw. Laura Sanborn zocht de hele veterinaire
literatuur af naar publicaties over dit onderwerp. In de meeste artikelen werd
achteraf gekeken naar de gevolgen van de castratie maar in enkele artikelen kwam
zij ook onderzoek naar gevolgen op de langere termijn tegen. Het werd haar al
gauw duidelijk dat castratie voor- en nadelen heeft voor de gezondheid van de hond
en dat er eigenlijk nog veel te weinig over dit onderwerp bekend is.
Over het algemeen kan worden gesteld dat er geen dwingende reden is om
vanuit het oogpunt van gezondheid reuen te castreren, vooral niet als het gaat om
nog jonge reuen. In tegendeel, castreren op jonge leeftijd heeft aanzienlijk meer nadelen
dan voordelen.
Voordelen van castratie van de reu kunnen zijn:
= het risico op testikelkanker wordt met iets minder dan 1% verkleind;
= het risico op niet aan kanker gerelateerde prostaatproblemen wordt verkleind;
= het risico op peri-anale fistels wordt verkleind;
= het risico op diabetes wordt misschien verkleind.
De gegevens hierover zijn echter niet doorslaggevend;
Als nadelen van de castratie van de reu kunnen worden genoemd:
= verhoogd risico op botkanker bij castratie op jonge leeftijd;
= verhoogd risico op harttumoren;
= verdrievoudigd risico op hypothyroïdie;
= verhoogd risico op ‘geriatric cognitive impairment’ d.w.z. achteruitgang van
het waarnemingsvermogen op oudere leeftijd;
= verdrievoudigd risico op vetzucht met alle daaraan verbonden gezondheidsproblemen;
= verviervoudigd risico op prostaatkanker;
= verdubbeld risico op kanker van de urinewegen;
= verhoogd risico op schadelijke reacties op vaccinaties.
Bij teven is de situatie iets ingewikkelder. Het aantal voordelen van sterilisatie
kan in sommige gevallen, maar niet alle, groter zijn dan de nadelen. In het algemeen
kan worden gesteld dat het voordeel afhangt van de gezondheid en de leeftijd
van de teef en het risico op rasgebonden ziektes.
Voordelen van sterilisatie van de teef zijn:
= aanzienlijke verlaging van het risico op mammatumoren mits voor de leeftijd
van 2,5 jaar gesteriliseerd;
= het risico op pyometra, dat bij ongeveer 23% van de niet-gesteriliseerde teven
voorkomt, wordt praktisch uitgesloten;
= het risico op peri-anale fistels wordt verkleind;
= het heel kleine risico, minder dan of gelijk aan 0,5%, op tumoren van de baarmoeder,
baarmoederhals en eierstokken wordt uitgesloten.
Als nadelen kunnen worden genoemd:
= indien sterilisatie plaatsvindt voordat de teef volwassen is, is er verhoogd
risico op botkanker (osteosarcoma);
= verhoogd risico op hemangiosarcoma van de milt en sterk verhoogd risico
op hemangiosarcoma van het hart;
= verdrievoudigd risico op hypothyroïdie;
= verdrievoudigd risico op vetzucht met alle daaraan verbonden gezondheidsproblemen;
= sterilisatie-incontinentie bij 4 tot 20% van alle teven;
= verhoogd risico op steeds terugkerende ontstekingen aan de urinewegen
= verhoogd risico op afwijkingen aan de vulva, vaginale dermatitis en vaginitis,
vooral bij teven die op zeer jonge leeftijd zijn gesteriliseerd;
= verdubbeld risico op tumoren aan de urinewegen;
= vergroot risico op botafwijkingen;
= vergroot risico op schadelijke reacties op vaccinaties.
Eén ding is duidelijk: veel van de beschikbare informatie over castratie en
sterilisatie is niet sluitend en bevat conclusies die overtrokken zijn of niet door feiten
worden gestaafd. Hiermee is de eigenaar niet geholpen en ontstaan er op den
duur alleen maar meer misverstanden over de effecten van castratie van honden.
Het castreren op zeer jonge leeftijd van zes maanden en het castreren van
oudere honden lijkt de honden bloot te stellen aan gezondheidsrisico’s die vermeden
hadden kunnen worden als zou zijn gewacht met de castratie totdat de hond
volwassen is of - in het geval van reuen - als er gewoon van was afgezien. De risico’s
op lange termijn zullen per hond verschillen. Het advies om alle huishonden te castreren,
lijkt niet te worden ondersteund door de bevindingen in de veterinaire literatuur.
Prostaatkanker
Algemeen wordt gepropageerd dat castratie het risico op prostaatkanker
vermindert of uitsluit. Dat klopt wel bij mannen, omdat prostaatkanker bij mannen
is gerelateerd aan testosteron. Maar er zijn geen bewijzen gevonden dat dit ook
voor honden opgaat. Sterker nog, de feiten bewijzen juist het tegendeel. Recente
onderzoeken met controlegroepen, waarvan één in Europa en één in Amerika,
toonden aan dat gecastreerde reuen een vier keer zo groot risico hadden op prostaatkanker
dan ongecastreerde reuen. De onderzoekers kwamen tot de conclusie
dat castratie de ontwikkeling van prostaatcarcinomen niet doet ontstaan, maar de
groei er van wel beïnvloedt. Het relatief weinig voorkomen van prostaatkanker bij
complete reuen duidt er op dat testikelhormonen bescherming bieden tegen carcinomen
van de urinewegen of indirect effect hebben op de ontwikkeling ervan omdat
zij de omgeving van de prostaat veranderen.
Omdat prostaatkanker zelden, minder dan 0,6%, bij honden voorkomt, mag
het risico op prostaatkanker geen factor zijn om tot castratie over te gaan.
Testikelkanker
Aangezien bij castratie de testikels worden verwijderd, wordt met de castratie
ieder risico op testikelkanker weggenomen, ervan uitgaande dat er geen sprake
was van kanker vóór de castratie. Er moet derhalve een vergelijking worden gemaakt
bij complete reuen.
Circa 7% van de oudere reuen krijgt testikeltumoren. De prognose is echter
zeer gunstig door het lage aantal metastasen, zodat testikelkanker zelden een
doodsoorzaak is. Uit onderzoek is gebleken dat minder dan 1% van de honden met
testikelkanker eraan overlijdt. Dit lage percentage rechtvaardigt derhalve het castreren
op jonge leeftijd niet. Een uitzondering kan worden gemaakt voor een- of tweezijdig
cryptorchide reuen, omdat testikels die in de buikholte zijn achtergebleven
13,6 keer meer kans geven op de ontwikkeling van tumoren dan ingedaalde testikels.
Het is bovendien moeilijker om tumoren van niet-ingedaalde testikels tijdens
routineonderzoek te ontdekken.
Osterosarcoma (botkanker)
Uit een onderzoek bij een groot aantal rassen bleek dat het risico op botkanker
bij gecastreerde reuen en teven tweemaal zo groot is als bij complete honden.
Verder werd aangetoond dat de kans op botkanker is gerelateerd aan de leeftijd
waarop de hond werd gecastreerd. Hoe jonger de hond bij castratie, hoe meer kans
op botkanker. Bovendien werd ontdekt dat het risico op botkanker toeneemt naarmate
het een groter ras betreft. Gezien de slechte prognose voor botkanker en het
veelvuldig voorkomen ervan in veel rassen, wordt het castreren van nog onvolgroeide
honden van middelgrote, grote en zeer grote rassen geassocieerd met een duidelijk
en verhoogd risico op overlijden ten gevolge van botkanker.
Mammatumoren (borstkanker)
Mammatumoren zijn de meest voorkomende tumoren bij complete teven.
Volgens een Noorse studie vormen mammatumoren 53% van alle kwaadaardige
tumoren bij teven.
En 50 tot 60% van de mammatumoren is kwaadaardig en er is een aanzienlijk
risico op metastasen. Uit onderzoek blijkt dat het risico op het ontwikkelen van
mammatumoren bij gesteriliseerde teven afhankelijk is van het aantal loopsheden dat
de teef had voor de sterilisatie. Had de teef nog geen loopsheid voor haar sterilisatie
dan is het risicopercentage 0,005%. Had zij twee of meer loopsheden voor de
sterilisatie, dan is het risicopercentage 0,26%. Uit een andere rangschikking van deze
gegevens blijkt dat bij een sterilisatieleeftijd jonger dan 29 maanden het risicopercentage
0,06% is en bij een sterilisatieleeftijd van ouder dan 30 maanden 0,40%. Het
risico voor complete teven is 1%.
Boxers, Amerikaanse Cocker Spaniëls, Engelse Springer Spaniëls en Dashonden
blijken rassen te zijn met een verhoogd risico op mammatumoren. Rashonden
hebben een groter risico dan niet-rashonden en dat geldt ook voor rashonden met
een hoog inteeltcoëfficiënt. Het steriliseren van teven verkleint het risico op mammatumoren
aanzienlijk en hoe minder het aantal loopsheden was voor de sterilisatie,
hoe lager het risico.
Kanker van de voortplantingsorganen (baarmoeder-, cervixen
eierstokkanker)
Baarmoeder- en cervixtumoren komen zelden voor bij honden. Sterilisatie
zal het risico wegnemen maar het risico is zo gering (0,5%) dat het een sterilisatie
om deze reden niet rechtvaardigt.
Urinewegkanker (blaas- en urethrakanker)
Uit een studie bleek dat gecastreerde reuen en teven twee keer zo vaak kanker
kunnen ontwikkelen aan de lagere urinewegen (de blaas/urethra) dan complete
honden. Deze tumoren zijn bijna altijd kwaadaardig, maar komen niet vaak voor.
Het is 1% van alle tumoren bij honden. Dit risico zal dus bij het besluit om te castreren
niet zwaar wegen.
Hemangiosarcoma
Hemangiosarcoma is een veel voorkomende vorm van kanker bij honden. Bij
een onderzoek werd ontdekt dat gesteriliseerde teven 2,2 keer meer kans maken
op hemangiosarcoma van de milt dan complete teven.
Een onderzoek naar hemangiosarcoma van het hart laat zien dat gesteriliseerde
teven een vijf keer groter risico lopen dan complete teven en gecastreerde
reuen een 1,6 keer grote risico dan complete reuen. De onderzoekers wijzen op
het beschermende effect van geslachtshormonen, met name bij teven.
Hypothyroïdie
Onderzoek toont aan dat gecastreerde honden een driemaal zo groot risico
op Hypothyrioidie hebben vergeleken met complete honden. Hypothyrioidie bij
honden veroorzaakt zwaarlijvigheid, lusteloosheid, haarverlies en afwijkingen aan de
voortplantingsorganen.
Zwaarlijvigheid
Door veranderingen in het metabolisme hebben gecastreerde honden meer
last van zwaarlijvigheid dan complete honden. Een onderzoek toont aan dat het risico
op zwaarlijvigheid bij gesteriliseerde teven twee keer zo groot is als bij complete
teven. Bij reuen lag de factor zelfs op drie.
Zwaarlijvigheid of overgewicht kan tal van gezondheidsproblemen veroorzaken,
zoals scheuren van de belangrijkste gewrichtsbanden, afwijkingen van de lagere
urinewegen en afwijkingen in de mond. Bij zwaarlijvige honden kan eerder hyperthyroïdie,
diabetes mellitus, pancreatitis, scheuring van de gewrichtsbanden en neoplasia
(tumoren) worden vastgesteld.
Diabetes
Sommige onderzoeken laten zien dat castratie van reuen de kans op diabetes
verdubbelt. Er werd geen verband tussen diabetes en steriliseren gevonden.
Ongewenste reacties op vaccinaties
Een groepsonderzoek naar ongewenste reacties op vaccinaties bij honden
inclusief allergische reacties, netelroos, anafylaxie, hartstilstand, cardiovasculaire
shock en plotselinge dood werd verricht. Hieruit bleek dat ongewenste reacties
30% meer kans hadden zich voor te doen bij gesteriliseerde teven en 27% meer
kans bij gecastreerde reuen.
Urogenitale problemen
Urine-incontinentie komt bij gesteriliseerde teven regelmatig voor. Het kan
direct na de operatie optreden of na een periode van één tot meerdere jaren. Het
risicopercentage is 4 tot 20% vergeleken met 0,3% bij complete teven. Urineverlies
is zo sterk gerelateerd aan sterilisatie dat het meestal sterilisatie-incontinentie
wordt genoemd. Het wordt veroorzaakt door een slechte werking van de sluitspier
van de urineleider. De meeste, maar niet alle, gevallen kunnen goed met medicijnen
worden behandeld. In veel gevallen moet de behandeling gedurende het hele leven
van de teef worden volgehouden.
Uit een onderzoek bleek dat aanhoudende of steeds terugkerende blaasontstekingen
drie tot vier keer vaker voorkomen bij gesteriliseerde teven. Uit een ander
onderzoek bleek dat teven die voor de leeftijd van vijfennhalve maand werden
gesteriliseerd 2,76 keer meer kans hadden om blaasontsteking te krijgen dan teven
die na die leeftijd werden gesteriliseerd. Afhankelijk van de leeftijd waarop de teef
wordt gesteriliseerd, kan sterilisatie leiden tot abnormale ontwikkeling van de uitwendige
geslachtsorganen. Bij gesteriliseerde teven werd een verhoogd risico op
afwijkingen aan de vulva, vaginale dermatitis, vaginitis en blaasontsteking gevonden.
Dit risico wordt groter wanneer de teef voor haar puberteit wordt gesteriliseerd.
Pyometra
Uit gegevens van ziektekostenverzekeringen in Zweden, waar sterilisatie heel
ongebruikelijk is, bleek dat 23% van alle teven voor de leeftijd van tien jaar pyometra
krijgen. Teven die nooit pups hebben gehad, hebben een verhoogde kans op
pyometra, of wel baarmoederontsteking. Pyometra wordt meestal operatief maar
ook wel met medicijnen behandeld; 4% van de honden overlijdt eraan. Dit feit, in
combinatie met het voorkomen van pyometra, leidt tot de conclusie dat ongeveer
1% van alle complete teven zal overlijden aan pyometra.
Peri-anale fistels
Reuen ontwikkelen twee maal zo vaak peri-anale fistels dan teven. Gecastreerde
honden hebben een verminderde kans op peri-anale fistels.
Niet-kankerachtige afwijkingen aan de prostaat
De kans op goedaardige hypertrofie, een vergrote prostaat, neemt met het
ouder worden van de reu toe en doet zich voor bij 80% van de complete reuen van
vijf jaar en ouder. In de meeste gevallen veroorzaakt een vergrote prostaat geen
problemen, maar soms heeft de hond moeite met de ontlasting en de urinelozing.
Castratie zal een prostaatprobleem voorkomen. Wanneer de castratie geschiedt
nadat de prostaat is vergroot, zal de prostaat betrekkelijk snel kleiner worden. Een
vergrote prostaat is gerelateerd aan andere problemen met de prostaatklier, zoals
infecties, abcessen en cysten die soms heel ernstige gevolgen kunnen hebben.
Orthopedische problemen
Uit een onderzoek bij Beagles bleek dat na het verwijderen van de eierstokken,
wat dus bij een sterilisatie gebeurt, meer gevallen van vormverandering van het
bekken optraden. Dit kan een verhoogd risico op heupdysplasie na sterilisatie doen
vermoeden. Ook werd ontdekt dat sterilisatie een netto verlies van botmassa in de
ruggenwervels veroorzaakte.
Castratie van onvolgroeide honden vertraagt de sluiting van de groeischijven
in botten die nog steeds groeien. Hierdoor worden deze botten aanzienlijk langer
dan bij complete honden of honden die op volwassen leeftijd werden gecastreerd.
Aangezien de groeischijven zich niet allemaal op hetzelfde moment sluiten, kan sterilisatie
op jonge leeftijd leiden tot onnatuurlijke lichaamsverhoudingen, wat mogelijk
van invloed kan zijn op het functioneren en de duurzaamheid van de gewrichten.
Castratie op de leeftijd van 5,5 maanden of jonger kan leiden tot een 70%
groter risico op heupdysplasie in vergelijking met honden die na die leeftijd werden
gecastreerd. De onderzoekers menen dat het mogelijk is dat de toename in botlengte
die ontstaat door een vroegtijdige sluiting van de groeischijven, veranderingen
teweegbrengt in een gewricht, hetgeen zou kunnen leiden tot de diagnose heupdysplasie.
Geriatric cognitive impairment
Gecastreerde honden hebben, in vergelijking met complete reuen, een verhoogd
risico op geriatric cognitive impairment, of wel achteruitgang van het waarnemingsvermogen
op oudere leeftijd. Er waren niet voldoende complete oudere teven
beschikbaar om hun risico te bepalen. De achteruitgang van het waarnemingsvermogen
op oudere leeftijd uit zich in disoriëntatie in huis of buiten, verandering in de
sociale omgang met de baas en gezinsleden, onzindelijk worden en veranderingen in
het slaap/waakpatroon.
De onderzoeker merkte op dat deze conclusie overeenkomt met onderzoek
dat wordt gedaan naar de neuro-productieve rol van testosteron en oestrogeen op
celniveau en de rol van oestrogeen bij het voorkómen van Alzheimer bij vrouwen.
Verwacht zou kunnen worden dat oestrogeen eenzelfde, beschermende functie
heeft bij complete teven. Helaas waren er te weinig complete teven voor het onderzoek
beschikbaar om deze stelling te bewijzen.
Conclusies
De objectieve studie van de beschikbare literatuur door mw. Laura Sanborn
laat zien dat de invloed die castratie van honden op de lange duur heeft, niet eenvoudig
is vast te stellen. De feiten tonen aan dat er zowel gunstige als ongunstige
effecten zijn. Ook blijkt hoe weinig we er eigenlijk nog over weten.
Bij afweging blijkt dat het niet duidelijk aantoonbaar is dat castratie van reuen
problemen in de toekomst voorkomt. Het aantal nadelen van castratie is in de
meeste gevallen groter dan de voordelen.
Bij teven ligt het ingewikkelder. Het aantal voordelen van sterilisatie zou in
de meeste maar niet alle gevallen groter kunnen zijn dan de nadelen. De vraag of
sterilisatie de kansen op een goede gezondheid vergroot of verkleint, hangt waarschijnlijk
af van de leeftijd waarop de teef wordt gesteriliseerd en van de verschillende
rasgebonden afwijkingen.
Castratie van honden die jonger zijn dan zes maanden lijkt de honden bloot
te stellen aan onnodige risico’s. Wachten tot de hond lichamelijk volgroeid is en - in
geval van de reu - helemaal afzien van castratie tenzij er een medische noodzaak is,
zou deze onnodige risico’s kunnen voorkomen.
De afweging van de voor- en nadelen van castratie en sterilisatie zullen per
hond verschillen. Er is in de literatuur geen draagvlak gevonden voor algemene aanbevelingen
voor alle honden.

 


Tekst: naar het Nederlands bewerkt door Hadewich van Wessem


Met toestemming overgenomen uit De Hondenwereld Jaargang 63, nummer 3, 2008.

top